ULTRASONE BIBLIOTHEEKSTILTE
Even de eettafel goed schikken. Als voorgerechtje dient Homerus’ Opera Omnia, zeg maar een plakje goed kauwbaar Trojepaardenrookvlees. Op de tafel komt als main course Diderot et d’Alemberts Encylopedie ofwel stamppot voor allemansvrienden. En een hapje Abravanelbijbel als Joods toetje. Smakelijk!
De bezoekers van de Bibliotheca Joanina > in het Portugese Coïmbra > laten zich deze heerlijkheden smaken. Maar dan voor het oog, ronddraaiend in zelfs naar Portugese begrippen rijk woekerende barok. Een universiteitsbibliotheek met drie historische bibliotheekzalen: een droom van een boekenpaleis waarbinnen stellingen met bladgoud die zo’n zestigduizend leesvoertitels schragen voor de dankbare lettervreter.
Analfabeten schrokop
Een heel ander, want analfabetisch bezoek schranst echter liever niet van de letters maar van het papier waarin die gedrukt staan. Entree voor het papiervisje dat in bruinglanzend dinerkostuum in een bibliotheek zijn culinaire Michelin vindt. Gereed voor gerechten die bibliothecarissen daarna huiverend als vraatschade afruimen. En papiervisjes zijn niet de enige insecten die boekwerken doortunnelen in hun lust om cellulose naar binnen te werken. Wel de bekendste.
De Bibliotheca Joanina heeft een inrichting van tropisch hout. Keihard materiaal. Daar valt weinig aan te knagen. Maar die boeken… de hele 18e-eeuwse Verlichting staat er zo’n beetje rug aan rug geklampt, een 24/7 supermarkt voor de hordes papiervisjes die in het aangename klimaat van Portugal goed boeren. En zo de Casus Belli zijn voor de beheerder van het betere boek. Die dan ook de zwermen van antennedragers bestrijdt met een luchtmachtdivisie die niet gebouwd is op stealth maar op echolocatie.
Een trosje vleugelopvouwers
Hoe dat zo? Wel, achter de boekenstellingen en in de spleten bij het stucwerk hangt de oplossing voor de opmars van het papiervisje. Het hangt er honderdvoudig tot het moment dat de avond invalt. Dan wordt de boel wakker en zoeven kolonies van de gewone dwergvleermuis > vanuit hun nissen de bibliotheekruimtes binnen. Vleerfladderaars die hun ultrasone piepmitrailleurs inzetten om de insekten, ook net ontwaakt en klaar voor de nachtelijke oud-papier-verwerking, op te sporen met echolocatie en ze tot smakelijk hapje te verteren. Per dwergvleermuis gaan er snel vierhonderd insecten per dag de keel door. Daarna vliegen de vleermuizen de bibliotheek uit voor een slokje uit de rivier Mondego die de benedenstad doorwatert. De kolonies keren dan retour naar het universiteitscomplex > en hangen verzadigd weer achter de verlichte literatuur.
Voor de bibliothecarissen heeft hun luchtmacht van dwergvleermuizen één kleine ‘maar’. Hoewel de beestjes niet hun eigen bed en dus de boeken bevuilen (logisch, want ze hangen ondersteboven en dan poep je jezelf dus onder) sproeien ze elke nacht hun kledder aan keuteltjes wel in volle vlucht en dus in de open ruimtes van de bieb. Net voor de luchtdivisies hun eetvluchten aanvangen, moeten de bibliotheekbeheerders de tafels afdekken met leren huiden. En de volgende ochtend steeds de vloeren proper schrobben. Dit ritueel van voor wat hoort wat, is al eeuwenoud. In de Bibliotheca Joanina probeert de vleermuis zo om z’n leveranciersimago van hondsdolheid en coronaschuld naar een beter imago om te buigen - dat van culturele stofzuiger. De Pipistrellus pipistrellus als redder van kostbare en sinistere boeken. Waaronder ook minder verlicht werk zoals Bram Stokers ‘Dracula’.